In een reeks over de psychologie van het fascisme op deze blog hadden we het over verschillende perspectieven die meespelen in de terugkeer van het fascistisch denken en gedrag in onze huidge samenleving. Na Reich kwamen Fromm, Foucault en Deleuze aan het woord die verschillende visies ontwikkelden in wat het fasictsich denken voedt. We vervolgen deze inzet met Theodore Adorno die een theorie van de autoritaire persoonlijkheid ontwikkelende.
De autoritaire persoonlijkheid is een persoonlijkheidsstoornis wat dan weer een psychische aandoening is waarbij iemand zich anders gedraagt dan de wat de maatschappelijk gezond gedrag verwacht wordt. Maatschappelijk gezond gedrag is een subjectief begrip en wordt gedefinieerd als ''de manier waarop je je verhoudt tot jezelf en tot anderen en hoe je omgaat met de uitdagingen in het dagelijks leven. Tegelijkertijd gaat het ook over hoe jij en anderen in de samenleving dit ervaren. Dit vergt een geïntegreerde persoonlijkheid of een creatieve, zelfontplooide persoonlijkheid, waar liefde een helende kracht is. Deze liefde is spontaan, actief, zichtbaar en uit zich constuctief naar de ander en naar onszelf. De geïntegreerde persoonlijkheid voldoet aan de voorwaarde en aanvaarding van de gehele persoonlijkheid en de overwinning op de breuk tussen rede en natuur, want alleen dan, wanneer de mens geen essentiële delen van zijn persoonlijkheid verdringt, wanneer hij voor zichzelf doorzichtig geworden is en wanneer de onderscheiden gebieden van het leven een fundamentele integratie bereikt hebben, is spontaan handelen mogelijk’. (Fromm, Angst voor Vrijheid, p. 190/191
Deze spontaniteit, creativiteit en construtiviteit missen we bij de de autoritaire persoonlijkheid.
De autoritaire persoonlijkheid is een geheel van persoonlijkheidskenmerken die leiden tot conformisme, intolerantie en een destructief ‘zijn ‘en/of deviant gedrag in die zin dat het ook kan leiden naar fascistisch gedrag of anti-democratische overtuigingen volgens sociaal filosoof Theodor Adorno. Daarnaast kan het ook leiden tot etnocentrisme en conformisme onder jongeren waar we eerst op ingaan.
a) Autoritaire persoonlijkheid en etnocentrisme
Vaak wordt het etnocentrisme gezien als een synoniem voor de autoritaire persoonlijkheid. Dit is niet helemaal juist, het etnocentrisme kan echter wel een onderdeel zijn van een autoritaire persoonlijkheid. Etnocentrisme betekent letterlijk de gerichtheid op het eigen volk, de eigen cultuur of de eigen etnische groep. Wanneer er hedendaags gesproken wordt over etnocentrisme dan bedoelt men de geneigdheid om andere groepen en culturen vanuit de eigen cultuur te beoordelen. Iedereen is in principe etnocentrisch, alleen in de mate waarin we etnocentrisch zijn verschillen we.
Gevolgen van etnocentrisme
Etnocentrisme hoeft helemaal niet negatief te zijn, zolang men het maar kan relativeren. Denk bijvoorbeeld aan iemand die extreem fanatiek het Belgisch elftal aanmoedigt en daarbij flink tekeer gaat tegen de tegenstander zonder dat daartoe enige aanleiding is. In principe is hier sprake van etnocentrisme, hij is namelijk enkel gericht op zijn eigen land en de tegenstander is altijd de ‘kwade’. Echter is de kans groot dat deze persoon na afloop van de wedstrijd helemaal geen kwade bedoelingen meer heeft tegenover de tegenstander en dus is hier uiteindelijk niets negatiefs aan. Etnocentrisme kan echter ook leiden tot ‘zwart-wit’ denken en zelfs tot racisme.
Denk maar aan uitspraken zoals:
- Elke vluchteling moet het land uit want ze maken ons land alleen maar slechter’
- Iedereen met een uitkering moet maar gaan werken, want wij betalen deze uitkering als werkende Nederlanders’
- Elke Marokkaan moet ons land uit, ze zijn allemaal crimineel en ons land is beter af zonder hen’
b) Autoritaire persoonlijkheid en conformisme onder jongeren
Zoals eerder uitgelegd kan een autoritaire persoonlijkheid leiden tot conformisme. Vooral onder jongeren tussen de 12 en 18 jaar zien we erg veel conformistisch gedrag. Veel jongeren willen er namelijk bij horen en kijken op tegen de populaire jongeren op hun school of in hun omgeving. Hoewel we vaak zien dat jongeren op latere leeftijd minder conformistisch worden en dus in mindere mate een autoritaire persoonlijkheid aannemen, zien we onder deze jongeren vaak wel duidelijk een autoritaire persoonlijkheid. Er moet hier echter wel bij gezegd worden dat bij veel jongeren sprake is van ambivalentie. Aan de ene kant willen ze er namelijk graag bij horen en kijken ze op tegen anderen, terwijl ze aan de andere kant ook zelfstandig willen zijn en zich afzetten tegenover bepaalde personen of autoriteiten.
Gevolgen van conformisme onder jongeren
De gevolgen van dit conformisme kunnen zowel positief als negatief uitpakken. In een positief geval leidt dit conformisme er bijvoorbeeld toe dat een jongere veel vrienden maakt en goede sociale contacten onderhoudt omdat hij zich aanpast aan de rest van de groep. Hier zal hij zijn hele leven waarschijnlijk profijt van blijven houden. Helaas zien we echter ook dat er door conformisme veel gepest wordt onder jongeren. Wanneer iemand ‘anders’ is dan anderen is de kans groot dat deze persoon gepest wordt omdat er onder de pesters een sterk gevoel van conformisme is.
Na deze uitstap kunnen we terug naar het onderzoek van Adorno dat gedeeld werd met Else Frenkel-Brunswik, Daniel Levinson en Nevitt Sanford, allen onderzoekers van de University of California, Berkeley. Het onderzoek dat uiteindelijk vorm gaf aan het concept, werd halverwege de vorige eeuw ontwikkeld en was gemotiveerd door een commissie van de regering van de Verenigde Staten geïnteresseerd in de oorzaken van antisemitisme.
Kenmerken van de autoritaire persoonlijkheid
Het bewijsmateriaal dat wordt aangeboden om deze conclusie te ondersteunen, omvat casestudy's (bijv. Nazi's), psychometrische tests (gebruik van de F-schaal, fascisme) en klinische interviews. Dus, de verzamelde gegevens leken het bestaan van de autoritaire persoonlijkheid te verdedigen, wat zou kunnen helpen verklaren waarom sommige mensen beter bestand zijn tegen het veranderen van hun vooroordelen.
Adorno kwam tot de conclusie dat mensen met autoritaire persoonlijkheden een grotere neiging toonden categoriseer mensen in "wij" en "zij", zijn eigen groep als superieur waarnemen. Mensen met een zeer strikte opleiding, beheerd door kritische en ernstige ouders, hadden meer kans om een autoritaire persoonlijkheid te ontwikkelen. Adorno geloofde dat dit kwam omdat de persoon in kwestie geen vijandigheid jegens zijn ouders kon uiten (omdat hij streng en kritisch was). Als gevolg hiervan zou de persoon later zijn vijandigheid verplaatsen naar doelen die niet zouden worden bestraft omdat ze in een zwakke positie verkeren, zoals etnische minderheden. Of:
- Vijandig voor degenen met een lagere status, maar gehoorzaam aan mensen met een hoge status.
- vrij star in hun meningen en overtuigingen.
- conventioneel, verdedigen van traditionele waarden.
De F-schaal
De autoritaire persoonlijkheidstheorie maakte plaats voor een reeks criteria om persoonlijkheidstrekken te definiëren. Op zijn beurt was de referentie-tool voor het beoordelen van de persoonlijkheid van de auteur de zogenaamde F-schaal (fascistisch F). Adorno dacht dat de configuratie van deze eigenschappen sterk beïnvloed was door de ervaringen uit de kindertijd. Deze functies omvatten:
- gebruikelijkheid: naleving van conventionele waarden.
- Gezaghebbende presentatie: naar cijfers van groepsgezag.
- Autoritaire agressie: tegen mensen die conventionele waarden schenden.
- Anti-intraception: verzet tegen subjectiviteit en verbeeldingskracht.
- Bijgeloof en stereotypen: geloof in individuele lotsbestemming, denken in starre categorieën.
- Kracht en hardheid: Bezorgdheid of onderwerping en overheersing, bevestiging van kracht.
- Destructiviteit en cynisme: vijandigheid tegen de menselijke natuur.
- projectiviteit: perceptie van de wereld als gevaarlijk, neiging om onbewuste impulsen te projecteren.
- geslacht: overdreven bezorgdheid over moderne seksuele praktijken.
Vanuit psychoanalyitisch perspectief gezien zou men kunnen stellen dat het autoritaire karakter wordt gekenmerkt door een veruiterlijkt Über-ich, een zwak Ich en een Ik-vreemd Es: waar het zwakke Icher niet in slaagt de verschillende onderdelen van de persoonlijkheid op een zodanige manier te integreren dat er een consistent systeem van morele waarden of een geweten kan worden ontwikkeld, zoekt het aansluiting bij een organiserende macht buiten zichzelf die zijn gedrag kan sturen en de projectie van afgeweerde eisen van het Es op anderen kan legitimeren als normaal. Zo verschijnt het Ich als functionerend subject onder een machtige orde.
Als tegengewicht voor het psychoanalytisch denken geven we het perspectief van de systeemtheorie weer waar het individuele karakter (persoonlijkheid) als een open systeem worden gezien dat zich aanpast aan de maatschappelijke werkelijkheid. Of liever de neiging heeft zich aan te passen. Dit vanwege de neiging tot angstreductie. Hieronder is op een zeer simplistische wijze aangegeven hoe de autoritaire persoonlijkheid een suboptimalisering van de angstreductie kan opleveren, terwijl streven naar meer integratie in eerste instantie meer angst zou kunnen opleveren. De vorm die deze curve aanneemt, is (mede) maatschappelijk bepaald. In een samenleving waar eerlijkheid over de eigen emoties een enorm taboe is, of waar twijfelen aan de grootsheid van de leider tot doodstraf leidt, zal het voor een autoritaire persoonlijkheid moeilijker zijn om iets met emoties en twijfels te doen. Het zal meer angst opleveren; het dal is dieper, de piek is hoger dan in andere samenlevingen.
Synthese
Persoonlijkheid is een multidimensionaal gegeven. Terwijl hier alleen een ééndimensionele doorsnede wordt gegeven, waarbij de autoritaire persoonlijkheid een onvermijdelijk tussenstation lijkt op de weg naar integratie. Dat is natuurlijk niet zo. Er zijn ook routes mogelijk waarbij deze kuil wordt vermeden.
Hoe het ‘angstlandschap’ er precies uitziet, is echter maatschappelijk afhankelijk. Er kunnen maatschappijen zijn waar een hele brede omgeving rond de autoritaire persoonlijkheid naar beneden glooit, richting valkuil. Er kunnen ook samenlevingen zijn waarin dat een betrekkelijk geïsoleerd gebied is.
Maar zelfs als er paden zijn waarbij de autoritaire persoonlijkheid gemakkelijk vermeden kan worden op weg naar de geïntegreerde persoonlijkheid, wil dat niet zeggen dat die ontwikkeling voor het individu vanzelf gaat. In die zin is dit een wezenlijk andere curve dan die van de potentiaal kromme van bijvoorbeeld een geladen deeltje in een magnetisch veld. Daar wordt het deeltje hoe dan ook naar de toestand van laagste energie gedreven. De karakterontwikkeling richting geïntegreerde persoonlijkheid blijft echter altijd afhankelijk van de inspanning en inzichten van het individu.
Bronnen
Garnet, H.E. Personality as "Habit Organization. "J. of Abnor. & Soc. Psychol., 1926, 21, 250-255.
Young, K., The Integration of Personality.Ped.Sem.,1923,30,264-285. A Theory of Human Motivation, A. H. Maslow (1943), Originally Published in Psychological Review, 50, 370-396.
Significant Aspects of Client-Centered Therapy, Carl R. Rogers (1946), University of Chicago. First published in American Psychologist, 1, 415-422

Geen opmerkingen:
Een reactie posten