vrijdag 18 april 2025

Deugden als diepte: een filosofie van het zelf voorbij het cynisme

Diepte van de deugden 

Het is een zin die uitnodigt tot hoop, maar die ook iets oproept van verzet. Té simpel. Té optimistisch. Té naïef, zeggen sommigen. Toch is het precies in die eenvoud dat een radicaal filosofisch voorstel schuilgaat: wat als we werkelijk geloven dat de mens niet primair een bedreiging is die getemd moet worden, maar een belofte die tot bloei wil komen?




Rutger Bregmans bekende boek stelt deze vraag niet als moreel dogma, maar als een alternatief mensbeeld — een tegenverhaal, tegenover het dominante narratief van wantrouwen, competitie en cynisme. Maar deze visie is méér dan sociologisch of politiek: ze raakt aan de kern van de filosofie van het zelf.
Het zelf als opdracht (Kierkegaard)
In de 19e eeuw formuleerde Søren Kierkegaard het zelf als een paradoxale constructie: een verhouding die zich tot zichzelf moet verhouden. Het zelf is geen ding dat je hebt, maar een opgave die je bent. Je moet jezelf worden — in relatie tot anderen, tot jezelf, tot de tijd, tot het absolute.
In dit licht betekent “de meeste mensen deugen” niet dat mensen altijd goed doen, maar dat er in ieder mens een ethisch potentieel ligt. Een mogelijkheid tot verantwoordelijkheid. Het zelf, zo bezien, is geen verdedigingsmechanisme maar een moreel project.
Het vloeibare zelf (Bauman)
Zygmunt Bauman spreekt over de vloeibare moderniteit, waarin het zelf geen vaste vorm kent, maar voortdurend moet kiezen, presteren, transformeren. In deze context wordt het zelf een onstabiele onderneming: wie ben je, als alles aan verandering onderhevig is?
Bregman lijkt hier een antwoord op te geven, impliciet. Zijn oproep tot vertrouwen, tot het herontdekken van empathie en samenwerking, biedt tegenwicht aan de vloeibare leegte. Niet als nostalgie naar vastigheid, maar als een voorstel tot herverankering van het zelf in gemeenschap, verantwoordelijkheid en vertrouwen.
Het zelf als relationele ethiek
De existentiële traditie — denk aan Sartre en Simone de Beauvoir — benadrukt dat vrijheid ons niet ontslaat van verantwoordelijkheid, maar er juist toe verplicht. Als je vrij bent, kun je kiezen voor goed of kwaad. En je kunt dus ook kiezen om anderen te vertrouwen. Bregmans mensbeeld sluit hierop aan: het is niet een constatering, maar een uitnodiging. Als we geloven dat de meeste mensen deugen, dan moeten we dat ook zelf belichamen — in hoe we leven, werken, onderwijzen, regeren.
Een verwante gedachte vinden we in het Afrikaanse concept Ubuntu: Ik ben omdat wij zijn. Hier wordt het zelf niet als individu gedefinieerd, maar als knooppunt van relaties. Niet minder uniek, maar des te meer ingebed. In die zin is de ander geen bedreiging van mijn zelf, maar de mogelijkheid ervan.
Zelfbeeld als zelfvervulling
Tenslotte wijst Bregman op het performatieve karakter van mensbeelden: als we mensen als onbetrouwbaar behandelen, gaan ze zich daarnaar gedragen. Als we vertrouwen geven, groeit verantwoordelijkheid. Het zelf is niet los van het systeem waarin het leeft — en tegelijk kan het die structuren mede vormgeven.
Zo keert de filosofie van het zelf terug naar haar concrete bedding: hoe kijken we naar elkaar? Welke verhalen vertellen we over onszelf? Welke structuren bouwen we — en wat zeggen die over wie we denken te zijn?
Slotgedachte
“De meeste mensen deugen” is niet de sluiting van een debat, maar het begin van een ethische meditatie. Over vertrouwen in de ander, en dus ook in het zelf. Over verantwoordelijkheid, overwording, over de mogelijkheid van hoop in een tijd van cynisme.
Niet als blind geloof, maar als radicale keuze. Een keuze voor een zelf dat meer wil zijn dan overleving. Een zelf dat zichzelf vindt in de ander — en daarin, misschien, iets van waarheid raakt.


woensdag 16 april 2025

in de schaduw van de macht


Macht is een spiegel die niet terugpraat. Ze toont ons vooral onszelf—vergroot, vereenvoudigd, soms vervormd. Niet wie we denken te zijn komt naar voren, maar wat in de schaduw al lag te wachten.

Wie macht krijgt, verliest vaak iets anders: het vermogen om werkelijk te luisteren. Niet omdat de oren sluiten, maar omdat het fluisteren van de ander overbodig lijkt. De wereld wordt een spiegelzaal waarin je jezelf terugziet—in bewondering, gehoorzaamheid, of angst.

De filosofie wantrouwt macht. Bij Plato is de ideale heerser een filosoof die niet wil heersen. Bij Foucault stroomt macht door structuren, lichamen, woorden: niemand bezit haar volledig, maar iedereen reproduceert haar. Toch zijn er altijd figuren die macht tot een persoonlijke stijl verheffen.

Dat maakt de overgang naar Freud bijzonder vruchtbaar. Voor Freud is de mens een verdeeld wezen, gedreven door spanningen tussen Es, Ich en Über-Ich—tussen driften, realiteit en moraal. Macht schuift dat innerlijk evenwicht uit balans. Het Ich, normaal de bemiddelaar, raakt overspoeld. Het Es—onmiddellijk, verlangend, egocentrisch—krijgt vrij spel. Het Über-Ich—de stem van het geweten—verstomt in het applaus.

Macht verlost het individu van twijfel. Maar juist daarin schuilt het gevaar. Twijfel is geen zwakte, maar een moreel anker. De machtige die nooit meer vraagt “Waarom luisteren ze eigenlijk naar mij?” verliest het vermogen tot zelfinzicht. Macht vergroot—maar niet alleen visie. Ook blinde vlekken worden groter.

In dit licht verschijnt Donald Trump als een klinisch geval van openlijk onbewuste macht. Niet als uitzondering, maar als spiegel. Hij is het Es dat spreekt: impulsief, zelfverzekerd, zonder rem of reflectie. Zijn taal is de taal van het onmiddellijke verlangen: “Ik wil”, “Ik win”, “Ik alleen”.

Freud zou hem niet veroordelen, maar interpreteren. Trump is de narcistische wond die roept: ik ben niet klein. Elke kritiek wordt afgeweerd, elke tegenspraak herschreven als aanval. Wat ontbreekt is niet intelligentie, maar innerlijke grens. Het Über-Ich wordt vervangen door het publiek. Moraal is wat werkt.

En dat werkt. Want macht is ook projectie. Trump toont iets van wat onze cultuur verlangt: leiderschap zonder twijfel, zichtbaarheid zonder inhoud, begeerte zonder rem. Dat hij bewonderd wordt, zegt niet alleen iets over hem—maar over het collectief onbewuste dat hem mogelijk maakt.

Misschien is ware macht niet dat je krijgt wat je wilt, maar dat je durft te blijven luisteren naar wat je liever niet hoort. Dat je, ook als niemand je tegenspreekt, de stem van het andere nog toelaat.

De ware ethiek van macht is dan misschien niets anders dan psychoanalyse: leren leven met de mogelijkheid dat je niet het middelpunt bent—en toch blijft.

Fifa de neoliberale machine

"FiFA functioneert als een neoliberale machtsstructuur waarin economische winst primeert en mensenrechten worden gereduceer...