zondag 11 mei 2025

Kierkegaard en 'Vertwijfeling'

In Søren Kierkegaards denken is “vertwijfeling” (in het Deens: “fortvivlelse”, vaak vertaald als “despair”) niet louter een psychologische neerslachtigheid, maar een existentieel en theologisch begrip dat te maken heeft met de verhouding van het zelf tot God. In zijn hoofdwerk The Sickness unto Death (1849) beschrijft hij vertwijfeling als de “ziekte waarvan men sterft” – een diepe staat van onvolledigheid en vervreemding van het ware zelf. Dit essay verkent de aard en de gradaties van vertwijfeling bij Kierkegaard, de relatie tot vrijheid en geloof, en de weg eruit.


 

1. De menselijke conditie als zelf

Voor Kierkegaard is de mens primair een ‘zelf’ (Selv), een synthese van eindigheid (het lichamelijke, tijdelijke, empirische) en oneindigheid (het denkvermogen, de verbeelding). Het zelf is pas een echt zelf wanneer het zich verhoudt tot iets dat groter is dan het zelf: God. Als deze verhouding niet tot stand komt, ervaart men een gemis, een interne scheur: we zijn dan “niet in orde” met onszelf. Deze innerlijke kloof noemt hij vertwijfeling. Het zelf kan vertwijfeld zijn zonder het te beseffen, of het kan zich er juist bewust van zijn.

2. Drie vormen van vertwijfeling

Kierkegaard onderscheidt in The Sickness unto Death drie stadia:

  1. Onbewuste vertwijfeling
    Hierin is men zó vervreemd van zichzelf dat men het probleem niet herkent. Men leeft in zorgeloze vlucht in de eindigheid, zonder stil te staan bij het verlangen naar betekenis of het oneindige. Er is een sluimerende leegte, vergelijkbaar met een pasgeborene die nog geen zelfbewustzijn heeft.
  2. Bewuste vertwijfeling over het concrete zelf
    In dit stadium erkent men wél het eigen tekort: men lijdt aan een gevoel van ontoereikendheid en eenzaamheid, maar koppelt dit aan de eigen kwaliteiten of het gebrek eraan. “Ik ben niet goed genoeg,” “Ik ben te beperkt,” – de vertwijfeling richt zich op wat men denkt te zijn of niet te zijn.
  3. Vertwijfeling over het zichzelf-zijn an sich
    De hoogste, diepste vorm van vertwijfeling betreft niet alleen de kwaliteiten van het zelf, maar het zelf zelf: “Ik wil niet zijn wie ik ben” of “Ik wil niet zijn wie ik ben geworden.” Hier keert het zelf zich definitief af van zijn bestaan, los van de eindige kwaliteiten. Het zelf weigert zichzelf te accepteren in relatie tot God.

3. Vrijheid en verantwoordelijkheid

Kierkegaard ziet vertwijfeling als onvermijdelijk verbonden met menselijke vrijheid. De mens is vrij om te kiezen wie hij is, maar deze vrijheid impliceert verantwoordelijkheid: het zelf is verantwoordelijk voor zijn eigen bestaan en kan niet vluchten in determinisme. Wanneer deze vrijheid ontkend of gevreesd wordt, ontstaat vertwijfeling. Men probeert te ontsnappen door zich te verankeren in sociale rollen, conventies of materialisme, maar uiteindelijk keert de innerlijke leegte terug.

4. De religieuze dimensie

De enige uitweg uit vertwijfeling is volgens Kierkegaard de “sprong des geloofs” (Sprung des Glaubens). Geloof betekent niet rationeel bewijs leveren voor Gods bestaan, maar in totale onzekerheid de keuze maken om zichzelf te ontzorgen en zich over te geven aan God. Hiermee wordt het zelf in zijn eigen paradox gered:

  • Humilisatie: het besef dat het zelf niet autonoom is, dat eindigheid alleen bestaansrecht heeft in relatie tot het oneindige.
  • Exaltatie: door overgave aan God herwint het zelf juist zijn volheid; de menselijke eindigheid wordt verrijkt door de oneindigheid van God.

In deze beweging verdwijnt de vertwijfeling: het zelf wordt gediend door de liefde van God en erkent zijn ware positie.

5. Relevantie voor de moderne mens

Hoewel Kierkegaards taal en voorbeelden uit de negentiende eeuw stammen, blijft zijn diagnose van existentiële vertwijfeling actueel. In een tijd van secularisatie, consumentisme en ‘always on’-cultuur ervaren velen – jong en oud – een diep gemis aan zin, authenticiteit en verbondenheid. Kierkegaard herinnerde eraan dat vlucht in oppervlakkige afleidingen geen duurzaam antwoord biedt. Pas in bewuste erkenning van eigen vrijheid, verantwoordelijkheid en uiteindelijk in een spirituele oriëntatie kan men echte innerlijke rust vinden.

Conclusie

Vertwijfeling bij Kierkegaard is niet zomaar een emotie, maar het resultaat van het fundamentele conflict tussen eindigheid en oneindigheid in het menselijk zelf. Door de drie stadia van vertwijfeling te herkennen, kunnen we onze eigen existentiële worsteling doorzien. En door de sprong des geloofs te wagen – in welke vorm ook, religieus of als diepe ethische toewijding – wordt vertwijfeling omgevormd tot zelfbewustzijn en authenticiteit. Zo biedt Kierkegaard een tijdloos perspectief op de mens als scheppend en zoekend wezen, geroepen tot vervulling voorbij de grens van het zichtbare.

 


Fifa de neoliberale machine

"FiFA functioneert als een neoliberale machtsstructuur waarin economische winst primeert en mensenrechten worden gereduceer...